In Turkije was het. Ruim vijf jaar geleden. We moesten daar in de herfstvakantie om een uurtje of vijf opstaan om met de kinderen naar de rivierschildpadden te gaan kijken. Om ze boven water te kunnen zien legde de kapitein van ons bootje stukjes kipfilet op de rotsen langs de rivier. Wij stonden bovenop die rotsen om deze reusachtige riviermonsters te kunnen aanschouwen. Ondersteboven waren de kinderen ervan. Op de boot terug naar ons dorp kwam dus al snel de vraag: ‘mam, mogen we schildpadjes?’.
Drie jaar heeft het me gekost om ze ervan te overtuigen dat schildpadjes thuis houden iets heel anders is. Dat we geen rivier in de tuin hebben, dat ze groot worden en dat ze bijten en wat je er in hemelsnaam mee aan moet, je kunt er namelijk niet mee spelen en oh ja, dat ze ook niet samen met de vissen in het aquarium konden.
Daarvoor hebben we jaren cavia’s gehad. Twee vrouwtjes. Dachten we. In no time hadden we er namelijk een stuk of zes. ‘Die kleintjes doen we toch niet weg, hè mam, ze zijn zoooooo lief!’
Nadat ik voor de zoveelste keer het hok voor die kleintjes had verschoond (omdat vader en moeder intussen waren gestorven, ze hadden immers gegeten van het plastic dat mijn man op op de bodem van het hok had gelegd) had ik er opeens genoeg van. Het kostte me uiteindelijk zes euro per cavia om er vanaf te komen. De kinderboerderij nam ze namelijk niet voor minder van me over.
Het bleef uiteindelijk bij een kat. Dolce. Gabbana moesten we destijds immers achterlaten. ‘Mam, we kunnen ze toch alle twee meenemen. Echt, ze zijn allebei zoooo lief. Daar kun je toch niet tussen kiezen?’ Soms moet je als moeder gewoon hard zijn.
Dan hadden we nog het chihuahua tijdperk. Leuk voor verwende tienermeisjes als Paris Hilton, maar niet voor onze kleine meid. Vonden wij. Vissen leek ons echter geen probleem. Een aquarium zoals broerlief hoefde niet, maar een kom op haar kamer was een uitstekend alternatief. Intussen liggen er drie vissen in de tuin begraven en zwemt de laatste – als het goed is – nog steeds in de vijver rond.
Mam, waarom mag ik nou geen ratje? Zij heeft toch de kat? En ik heb niks!’
Jaren heeft mijn zoon me met dit zinnetje om de oren geslagen. Gelukkig is het nu al zeker een half jaar rustig.
‘Omdat dat toch niet kan lieverd, de kat zal hem waarschijnlijk de eerste dag al opeten’.
Goudhaartje, onze hamster, was ik trouwens nog vergeten. Goudhaartje ging voor de vakantie uit logeren bij een collega. Toen ik ’s avonds belde of hij goed was aangekomen, grapte ik daar meteen bij dat, mocht ons hamstertje tijdens de vakantie het loodje willen leggen, hij echt geen nieuwe hoefde aan te schaffen.
Drie weken later stond ik op de parkeerplaats bij een bekend tuincentrum twee huilende kindjes uit te leggen dat Goudhaartje op een wolkje aan de hemel zat, nadat ze de lege kooi in de kofferbak hadden zien staan.
‘Maar mam, je zei de hele week toch dat we Goudhaartje nog moesten ophalen?’
Vanochtend waren we naar de kerstshow van datzelfde tuincentrum. De kerstspullen hadden mijn pubers al snel gezien, de dieren bleken echter opeens weer grote aantrekkingskracht te hebben.
‘Mag ik een ratje,’ vroeg mijn dochter van 15, ‘ze kosten maar vijf euro of zo.’
‘Schat, je weet toch van de kat? Die eet hem op.’
‘Tuurlijk niet, wat een onzin, dat weet ik echt wel zeker van niet. En dan erbij: het is zo eenzaam nu mijn vissen dood zijn,’ schamperde mijn dochter.
‘Ja, maar mag ik dan gewoon schildpadjes, dan maak ik mijn aquarium wel leeg, ik heb toch nog maar vier vissen, waar van twee algeneters’ vulde mijn zoon aan.
Ik heb uiteindelijk alleen twee tuinlantaarns afgerekend bij de kassa. Maar vrijdagmiddag zijn ze in ieder geval vroeg uit school. En de vrijdag is ook míjn vrije dag. Zal mij benieuwen waar ik vrijdagmiddag ben.
Fourmonths.nl, 10 december 2012