De slagboom gaat open. Ik rijd mijn auto het terrein van het verpleeghuis op. Herman staat zoals altijd weer voor het raam naar me te zwaaien, die ziet me namelijk altijd voor zijn dochter aan. Ik schuif mijn auto een vrije plek in en pak daarna de tas met taarten uit de auto.
‘Goedemorgen allemaal, smakelijk eten. U zit nog allemaal aan het ontbijt zie ik. Dag mam (smak). Lukt het een beetje met het slikken?’
‘Mwah, het gaat. Ik heb een beetje droge keel. Heb je wat te drinken voor me?’
‘Tuurlijk mam, ik haal wel even. Hebben jullie een kopje thee voor mijn moeder? Ze kan het brood weer zo moeilijk doorslikken namelijk. Dan zal ik daarna maar de taarten op tafel zetten, hè?’
‘Waarom heb je taart dan?’
‘Omdat je jarig was vorige week, mam. En ik was vergeten taart te halen voor al het personeel hier, dat je zo goed verzorgt.’
‘Personeel? Ik woon hier hoor. En die taarten heb ik zelf gekocht. Maar ben ik jarig dan?’
‘Ja mam, 83 ben je geworden, een hele leeftijd hè!’
‘Dat meen je niet, 83? Je bent gek!’
Hierna komt Herman naar me toe. ‘Meisje, meisje, dat had je niet hoeven doen hoor, wat heb je je weer uitgesloofd voor je vader!’
Ik knipoog. ‘Nou, Herman, zit daar maar niet over in. Dat zouden úw dochters ook doen hoor!’
Dan komt er een verzorgster aan. ‘Iedereen heeft net pas ontbeten, dus zullen we ze nog maar even in de koelkast zetten, voor vanmiddag bij de thee?’
‘Prima hoor, doe ik’ zeg ik toe.
‘Zo mam, de taarten staan in de koelkast. Kunnen jullie er vanmiddag van genieten samen. Is toch lekker voor bij de thee?’
‘Is er taart dan?’
‘Ja, want je was toch jarig vorige week?!’
‘Ik jarig, je bent gek!’
‘Nee hoor, je bent 83 geworden.’
‘Dat meen je niet, maarre ….. heb je dan wel taart gehaald?’
Maart 2011