“Si, hablo Español, ma solo un pequeño, Señora.” Zó goed is mijn Spaans nu ook weer niet. Al kan het er ook mee te maken hebben dat ze helemaal niet zo’n zin hebben in dit gesprek met mij. Mijn collegaatje, geboren en getogen in Spanje, moet me hier maar mee helpen…
Toen mijn dochter net 9 maanden was (ze is nu 12 jaar) besloot ik, samen met oma, een weekje Gran Canaria te pikken. Manlief was afwezig in verband met zijn werk, dus dit leek me een uitgelezen kans nog wat zonnevitaminen in november op te doen. Heerlijk leek het me ook dat oma meeging: kon ik af en toe de zorg uit handen geven. Dacht ik.
Oma bleek vaak afwezig. Was ze nu echt zo vergeetachtig of deed ze maar alsof? Afspraken maken bleek lastig, omdat ze de tijd vergat. Koken bleek lastig, want als ze iets moest opzoeken, wist ze niet meer dat ze naar een pan op zoek was. En wat moest er dan met dat potje kruiden op het aanrecht?
Kortom, ik had in plaats van ondersteuning eerder nog een kind erbij om voor te zorgen.
Prachtig weer hadden we die week. Mijn dochtertje zat vaak met haar zonnehoed op in het opblaasbare zwembadje dat ik inmiddels had aangeschaft. Wel jammer dat het hoedje na twee dagen al verdween. Oma was uit wandelen geweest en daarbij het hoedje verloren: “Oh, had ze een hoedje op?”
Ik moest eigenlijk een kluisje gaan huren, want ik had veel dollars meegenomen, die ik over had van een vorige reis. Maar ik gunde me daar steeds geen tijd voor, bang als ik was dat er iets met mijn dochter en/of oma zou gebeuren. Maar ja, je kunt het natuurlijk ook wel achter die grote spiegel aan de wand stoppen, bedacht ik me. Voor alle zekerheid vertelde ik dat oma ook.
We huurden een auto en scheurden over het eiland: een prachtig binnenland vonden we het. Hoge palmen, witte stadjes die lagen te schitteren in de zon en de bergen waren vaak kaal en rotsig, maar we zagen ook groene heuvels met grazende schapen. Gran Canaria was eigenlijk mooier dan we tevoren hadden gedacht. Mijn dochter sliep lekker achter in haar zitje en onderweg aten we tapas op een terras in de schaduw.
Maar aan alles komt een eind, zo ook aan deze vakantieweek. De dag van vertrek naderde met rasse schreden. De ochtend van de laatste dag haal ik ons appartement leeg en maan ik mijn moeder meerdere keren haar koffer te pakken. Op de een of andere manier dringt dit echter niet helemaal tot haar door. Tot vijf minuten voor vertrek van de bus, die ons naar het vliegveld zal brengen, blijkt haar koffer nog niet klaar. Alsnog grijp ik ook haar spullen bij elkaar.
Met rode konen ren ik met dochterlief in de Maxi Cosi en een rolkoffer achter me aan, met oma in het kielzog, naar de bus. Poe, poe, dat hebben we gered. Als we bij het vliegveld uit de bus stappen krijg ik het echter ontzettend warm: mijn dollars zitten nog achter die spiegel! Je verzint het niet: het waren er 400 in getal!
’s Maandags op mijn werk schiet ik dus mijn collegaatje aan: wil je alsjeblieft naar Gran Canaria bellen, want ze begrijpen me niet (‘wat moet er zijn met dat geld?’) en ik moet vandaag terugbellen over die dollars. Aldus geschiedt. Nou, ze hadden echt achter die spiegel gekeken, maar daar was geen briefje te vinden geweest. Het lag dus niet aan mijn Spaans, want zij spreekt het immers vloeiend.
De dag erop vertel ik oma over het gebeurde. “Had jij dan dollars bij je?”, zei ze.
5 juli 2009