Zonnebrillen en ik, op de een of andere manier is dat nooit een goede combinatie geweest. Niet dat ze me niet staan, integendeel, ik zie er zelfs beter uit met dan zonder zonnebril, maar ik raak ze altijd kwijt. Daarom heb ik ook niet zo’n bril van een bekend pilotenmerk, een beroemd Italiaans ontwerpersduo, een Amerikaanse modegigant of andersoortige Italianen met veelkleurige of juist zwarte kleding, waarvan ik de namen verder niet zal noemen.
Nee, mijn brillen komen vaak van Kledingsuper Hans, een beroemde drogisterijketen, een Spaanse of Italiaanse markt met wegwerpartikelen of gewoon van een benzinestation langs de snelweg. En dat alles om bovengenoemde reden. Zo liggen er brillen van mij op de rand van een fontein ergens op een plein in Barcelona, bij de Taj Mahal in India, op de trappen van de arena in Verona, bij een vulkaan in Ecuador, op een boot in Berlijn, op een tafel van een après-ski restaurantje ergens in de Oostenrijkse Alpen, onder een skilift ergens in de Franse Alpen, bij het zwembad van een Spaanse camping en vast nog op een hele hoop andere plaatsen, die ik nu vergeten ben. En oh ja, er liggen ook kapotte brillen van mij in prullenbakken, omdat ik erop ben gaan staan of zitten of dat ik ze tussen de deur heb gehouden. Of dat ik hem zodanig in mijn tas tussen andere spullen heb weggestopt, dat hij later verbogen is.
Kortom, ik ben jaloers op mensen die jarenlang met hun zonnebril van 250 euro doen. ‘Dan moet je juist een dure kopen, want dan ben je er vanzelf ook zuinig op,’ vertellen vriendinnen mij dan. Daarom besloot ik mijzelf deze zomer eens echt te verwennen met een prachtig roze model van een merk dat begint met een P en eindigt met een D. Vond ik al gewaagd genoeg voor mijn doen, moet ik u zeggen. Vanochtend besloot ik hem op te doen. Ik ging tenslotte een leuk dagje uit tegemoet. En nu weet u natuurlijk al wat ik miste toen ik vanavond mijn rugzak weer uitpakte.
2 juli 2011