Santa Barbara. De naam alleen al doet je watertanden. Als we het witte stadje met rode pannendaken en metershoge palmen binnenrijden, ziet het eruit of we een filmset betreden. Santa Barbara lijkt niet echt, zó prachtig ligt het zonovergoten langs het strand en tegen de overdadig groene heuvels aangeplakt.
Als ik de volgende ochtend vroeg met mijn camera in de aanslag het strand op ga bevindt Santa Barbara zich nog in het mistige ochtendlicht. Flarden dauw hangen boven het strand en de zon klimt steeds langzaam een eindje verder omhoog aan de hemel, die met recht hemelsblauw is. Diezelfde zon maakt felle schitteringen op het water, die zeer doen aan mijn ogen. Een enkele meeuw krijst licht. Een reiger scheert laag over het diepblauwe water, dat nauwelijks een golfje vertoont. Ik ben de enige op dit strand. Wel loopt er zo nu en dan een enkele jogger langs de promenade. Maar dat doet hij/zij dan verderop onder de palmbomen: het strand zelf is echt verlaten. Doordat ik steeds naar die prachtige zee links van mij kijk, struikel ik bijna over iets. Het blijkt een dode zeehond. Alleen het lijf ligt er nog, want zijn/haar kop blijkt al weggevreten te zijn door … Het maakt me treurig de zeehond hier zo zinloos te zien liggen. Besluiteloos loop ik verder. De vissersbootjes dobberen zachtjes op deze rustige ochtendzee en opeens zie ik ze dan: twee grijze vinnen. Een grote en een kleine. Moeder en dochter? Alles had ik durven dromen over Santa Barbara, maar niet dat ik deze dolfijnen zou zien. En ze zwemmen gewoon met me mee! Het paradijs blijkt nog dichterbij dan ik dacht….
Volkskrantreizen.nl, 21 juni 2010