Welbeschouwd had ze tevoren kunnen bedenken dat het fout zou aflopen. Maar dit verzint niemand. Achteraf kan ze alles wel plaatsen. De brand op de camping tijdens tienertoer. De auto die haar, jaren geleden, bijna omverreed. De problemen met haar duikfles vorig jaar op Aruba. Het altijd aanwezige gevoel dat iemand haar volgde, van kindsaf aan. Bij Jeugdzorg hadden ze haar verteld over haar achtervolgingswaanzin. Maar ze was niet gek.
Mirthe’s hoofd spat bijna uit elkaar. De tape op haar mond verstikt haar. Ze heeft al nooit goed kunnen ademhalen door haar neus. Haar huisarts zei destijds al dat ze in aanmerking kwam voor een tussenschotoperatie, maar daar was ze gewoon te bang voor. Ze had het verhaal gehoord van een vriend van haar. Hoeveel watten er naderhand uit je neus komen, die er dus van tevoren ook ingestopt zijn.
Het is hier ook zo heet. De buizen van de verwarming stralen een hitte af die nooit in de huizen terecht zal komen, omdat hij hier in de kelder blijft steken. Als ze met stoel en al richting buizen zou gaan komt de warmte haar wellicht van pas. Misschien kan ze haar handen bij de buis houden en zo het tape laten smelten. Dan maar een tweedegraads verbranding. Beter dan hier sterven. Uitdroging moet een verschrikkelijke dood zijn, dat had ze wel gehoord van Sonja, die in de zorg werkt. Ze durft zich geen voorstelling te maken van de helse pijnen die je dan moet doorstaan.
Ze begint met haar vastgebonden voeten te stampen. Tegelijkertijd leunt ze naar achteren, om de oude stoel in beweging te krijgen. Zoveel als mogelijk probeert ze met haar lichaam de poten van de stoel te sturen, richting buizen. Van voor naar achter, voor naar achter, stukje bij beetje komt ze zo steeds iets verder naar rechts en dus ook dichter bij de dikke buis, die ongeveer 50 centimeter boven de grond zit.
Een echte doorzetter is ze, net als haar moeder. Dat vertelt haar vader haar tenminste altijd. Mirthe kan zich haar moeder bijna niet meer herinneren. Heel af en toe herkent ze haar geur nog. Tante Odette gebruikt die nog steeds. Maar hoe mama er precies uitzag als ze lachte of huilde, dat weet Mirthe niet meer. Natuurlijk zijn er nog foto’s, maar die bewegen helaas niet. Als meisje van acht bedenk je ook niet dat je je moeder ooit zult verliezen. Want als ze dat geweten had, had ze het gezicht van haar moeder beter in haar hoofd geprent. Ironisch ook, dat juist zo’n goede zwemster als haar moeder moest verdrinken. Maar gelukkig heeft ze dankzij haar vader toch een fijne jeugd gehad. Hij is er altijd voor haar geweest.
Intussen is ze bij de buis aangekomen en het tape schroeit inderdaad weg als sneeuw voor de zon. Daar heeft Esther geen rekening mee gehouden. Esther, haar aanvankelijk lieve collega, die een jaar geleden bij haar is komen werken. Onvoorstelbaar dat deze zachte vrouw hiertoe in staat is. Mirthe staat voor een raadsel. Waarom in hemelsnaam? Wat kan ze haar gedaan hebben? Kan er vroeger iets gebeurd zijn? Of is het omdat ze met Niels gaat nu? Esther had immers ook een oogje op hem. En qua leeftijd zou ze eigenlijk ook beter bij hem passen. Maar ja, ze heeft nu eenmaal altijd al een zwak voor oudere mannen gehad. Of heeft het domweg te maken met haar promotie op het secretariaat? In feite was het logischer geweest dat Esther de nieuwe functie had gekregen. Al heeft Mirthe natuurlijk veel meer ervaring binnen het bedrijf. Maar haar gevoel, dat Esther niet te vertrouwen was, is nu bewezen. Jammer dat ze daar nu hier achter moet komen. Ze had nooit alleen naar Esthers flat moeten gaan. Ze had Niels mee kunnen nemen of in ieder geval iets waarmee ze had kunnen vluchten, voordat Esther haar vol haat besprong en vastbond aan deze stoel met handen en voeten.
Het vlees van haar polsen, rondom de tape, begint ook te schroeien. De pijn is afschuwelijk, maar Mirthe zet door. Net als mama, denkt ze. En opeens zijn haar polsen van elkaar. Ze rukt de tape van haar mond en giert met lange halen lucht naar binnen. Het doet gewoon pijn op haar borst. De tape om haar benen heeft ze ook snel los. Nu nog naar buiten. Maar hoe in hemelsnaam?
Geconcentreerd probeert ze terug te denken aan de weg hierheen. Toen Esther haar uitnodigde voor een kopje thee. En ze daar graag gebruik van maakte, omdat ze eigenlijk wel heel erg nieuwsgierig was naar deze bijzondere vrouw. Esther liet haar al snel de hele flat zien. Daar hoorden volgens haar ook de kelderboxen bij. Mirthe had er al een paar keer op aangedrongen dat dit echt niet nodig was. Toen had haar eigenlijk al een lampje moeten gaan branden. Ze vertrouwde Esther immers al een tijdje niet meer. Er gebeurden allerlei onverklaarbare dingen met haar op kantoor en op de een of andere manier leken die steeds met Esther in verband gebracht te kunnen worden.
Ze hoort voetstappen. Er komt iemand dichterbij. Zal ze roepen? Misschien is het Esther. Veel keus heeft ze echter niet, want die deur gaat ze zelf echt niet open krijgen. ‘Help, help’, roept ze en tegelijkertijd bonst ze op de deur. Vrij snel daarna gaat die met een zwaai open. Esther staat in de deuropening en kijkt haar met grote ogen en open mond aan. Dit moment gebruikt Mirthe om het op een lopen te zetten. Esther zet echter razendsnel de achtervolging in, want ze mag dan veertien jaar ouder zijn dan Mirthe, hardlopen kan ze als de beste. Ze heeft niet voor niets vorig jaar nog de marathon van Rotterdam uitgelopen.
Mirthe rent richting park. Als ze zich ergens kan schuilhouden, brengt ze Esther wellicht op een dwaalspoor. Maar voorlopig blijft ze rennen. Waar moet ze heen? Lang zal ze dit niet kunnen volhouden. Haar zij begint onderhand ook te steken. In een seconde schiet een plan door haar hoofd. Als ze nu eens onder die brug daar kruipt? Daar verwacht Esther haar vast niet. Ze neemt nog een sprint en jakkert daarna door de bocht, om zich vervolgens onder de brug langs de sloot te verschansen.
Esther volgt snel, sneller dan Mirthe had verwacht en nadat ze is gestopt om rond te kijken waar Esther ondertussen uithangt, verliest Mirthe haar even uit het zicht. Het kloppen van haar hart suist in haar oren en haar polsen lijken ondertussen weer in vuur te staan. Op dat moment wordt ze van achter besprongen en in een worsteling rollen ze samen over het gras de sloot in. Als ze daarna proestend opstaan, trekt Esther Mirthes hoofd wild naar achter door aan haar haren te trekken. Met bijna zwarte ogen vervloekt ze Mirthe: ‘je hebt mijn geluk altijd in de weg gestaan.’ Mirthe weet niet wat ze hoort. ‘Als jij er niet was geweest had het tussen je vader en mij wel degelijk wat kunnen worden. Hij hield immers van me, maar met een kind op zijn vijftiende wist hij zich echt geen raad.’ En voordat Mirthe het in de gaten heeft ziet ze het mes, dat Esther intussen uit haar zak heeft gehaald, voor haar ogen glinsteren. Dan hoort ze Esther sissen: ‘je mag, net als je stiefmoeder toen, kiezen: het mes of de verdrinking’.